Wetenschappelijke bijsluiter

Samenvatting van de Kenmerken van het Product
1.

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
REMINYL 4 mg omhulde tabletten
REMINYL 8 mg omhulde tabletten
REMINYL 12 mg omhulde tabletten

2.

KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke REMINYL 4 mg- tablet bevat 4 mg galantamine (als hydrobromide).
Elke REMINYL 8 mg- tablet bevat 8 mg galantamine (als hydrobromide).
Elke REMINYL 12 mg- tablet bevat 12 mg galantamine (als hydrobromide).
Zie rubriek 6.1 voor de hulpstoffen.

3. FARMACEUTISCHE

Omhulde tablet - 4 mg galantamine in de vorm van gebroken-witte, ronde, biconvexe tabletten met aan een zijde de inscriptie ‘JANSSEN’ en aan de andere ‘G4’; - 8 mg galantamine in de vorm van roze, ronde, biconvexe tabletten, met aan een zijde de inscriptie ‘JANSSEN’ - 12 mg galantamine in de vorm van oranje-bruine, ronde, biconvexe tabletten met aan een zijde de inscriptie ‘JANSSEN’ en aan de andere ‘G12’.
4. KLINISCHE
GEGEVENS
4.1 Therapeutische
indicaties
Galantamine is geïndiceerd voor de symptomatische behandeling van lichte tot matig ernstige dementie van het
Alzheimer-type.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Volwassenen/ouderen
Toediening

Galantamine moet tweemaal per dag worden toegediend, bij voorkeur bij de ochtend- en avondmaaltijden. Zorg
voor voldoende vloeistofinname tijdens de behandeling (zie rubriek 4.8.).
Vóór het begin van de behandeling
De diagnose van vermoedelijke dementie van het Alzeimer-type dient adequaat bevestigd te worden volgens de
huidige klinische richtlijnen (zie rubriek 4.4).
Aanvangsdosis
De aanbevolen aanvangsdosis bedraagt 8 mg/dag (2x 4 mg/dag) gedurende 4 weken.
Onderhoudsdosis
-
De initiële onderhoudsdosis bedraagt 16 mg/dag (2x 8 mg/dag). Men dient gedurende ten minste 4 weken deze dosis aan te houden. Een toename tot de onderhoudsdosis van 24 mg/dag (2x 12 mg/dag) dient, op individuele basis, te worden overwogen, na een adequate beoordeling met inbegrip van een evaluatie van het klinische voordeel en de tolerantie. Bij individuele patiënten die geen verhoogde respons vertonen met een dagdosis van 24 mg of die deze dosis niet verdragen, dient een dosisvermindering tot 16 mg/dag te worden overwogen. De onderhoudsbehandeling kan worden voortgezet zolang de patiënt er therapeutisch voordeel bij heeft. Daarom dient men op regelmatige basis het klinische voordeel van galantamine te evalueren. Het stopzetten van de behandeling dient overwogen te worden wanneer geen therapeutisch effect meer aangetoond wordt. De tolerantie en de dosering van galantamine moeten regelmatig opnieuw geëvalueerd worden, bij voorkeur binnen drie maanden na het begin van de behandeling. Daarna moeten het klinische voordeel van galantamine en de tolerantie voor de behandeling op regelmatige basis geëvalueerd worden volgens de huidige klinische richtlijnen. De onderhoudsbehandeling kan worden voortgezet zolang de patiënt er therapeutisch voordeel bij heeft en de behandeling met galantamine verdraagt. Het stopzetten van de behandeling met galantamine dient overwogen te worden als er geen therapeutisch effect meer aantoonbaar is of als de patiënt de behandeling niet langer verdraagt. Er zijn geen rebound-effecten na een plotselinge stopzetting van de behandeling (bijvoorbeeld als voorbereiding op een operatie).
Kinderen

Galantamine wordt niet aanbevolen voor gebruik bij kinderen.
Verminderde functie van de lever en de nieren
Bij patiënten met een matige tot ernstige vermindering van de lever- of nierfunctie kunnen de plasmaconcentraties
van galantamine verhoogd zijn. Bij patiënten met een matig verminderde leverfunctie, gebaseerd op
farmacokinetische modellen, is het aangewezen de behandeling te starten met 1x 4 mg/dag, bij voorkeur ’s
ochtends en gedurende ten minste een week. Vervolgens moeten deze patiënten overgaan op 2x 4 mg/dag
gedurende ten minste vier weken. De dagelijkse dosis mag bij deze patiënten niet meer dan 2x 8 mg bedragen. Bij
patiënten met een ernstige vermindering van de leverfunctie (Child-Pughscore >9) is het gebruik van galantamine
gecontra-indiceerd (zie rubriek 4.3). Bij patiënten met een lichte vermindering van de leverfunctie is geen
aanpassing van de dosis vereist.
Bij patiënten met een creatinineklaring >9 ml/min is geen aanpassing van de dosis vereist. Bij patiënten met
ernstige vermindering van de nierfunctie (creatinineklaring <9 ml/min) is het gebruik van galantamine gecontra-
indiceerd (zie rubriek 4.3).
Bijkomende behandelingen
Bij patiënten die behandeld worden met krachtige CYP2D6 remmers of CYP3A4 remmers (bijvoorbeeld
ketoconazol), kan een dosisvermindering worden overwogen (zie rubriek 4.5).
4.3 Contra-indicaties
-
Galantamine mag niet worden toegediend aan patiënten met een gekende overgevoeligheid voor galantamine-hydrobromide of voor een van de hulpstoffen van de formulering. Aangezien geen gegevens beschikbaar zijn over het gebruik van galantamine door patiënten met een ernstige vermindering van de leverfunctie (Child-Pughscore >9) en/of een ernstige vermindering van de nierfunctie (creatinineklaring <9 ml/min), is galantamine in deze populaties gecontra-indiceerd. Galantamine is gecontra-indiceerd in patiënten met zowel een significante nier- als leverstoornissen.
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Galantamine is aangewezen bij patiënten met lichte tot matig ernstige dementie van het Alzheimer-type. Een
gunstig effect van galantamine werd niet aangetoond bij patiënten met andere vormen van dementie of andere
vormen van geheugenaantasting. In twee klinische studies met een duur van twee jaar bij patiënten met
zogenaamd “mild cognitive impairment” (mildere vormen van geheugenaantasting die niet voldoen aan de criteria
voor dementie van het Alzheimer-type) kon geen voordeel van de behandeling met galantamine worden
aangetoond, noch in het vertragen van de cognitieve achteruitgang, noch in het verminderen van de klinische
conversie tot dementie. De mortaliteit in de galantamine groep was significant hoger dan in de placebogroep, met
name 14/1026 (1,4%) bij patiënten behandeld met galantamine versus 3/1022 (0,3%) bij patiënten behandeld met
placebo. De overlijdens waren het gevolg van diverse oorzaken. Ongeveer de helft van de overlijdens in de
galantamine groep bleek een gevolg te zijn van diverse vasculaire oorzaken (myocardinfarct, beroerte en plotse
dood). De relevantie van deze bevinding voor de behandeling van patiënten met dementie van het Alzheimer-type
is onbekend. Placebo-gecontroleerde studies met een duur van slechts zes maanden werden uitgevoerd bij
patiënten met dementie van het Alzheimer-type. In deze studies werd evenwel geen verhoogde mortaliteit
vastgesteld in de galantamine groepen.
De diagnose van Alzheimer’s dementie dient te worden gesteld volgens de huidige richtlijnen door een ervaren
arts. Behandeling met galantamine dient te gebeuren onder toezicht van een arts en mag enkel worden gestart
wanneer een verzorger aanwezig is om regelmatig de inname door de patiënt te controleren.
Patiënten met de ziekte van Alzheimer verliezen gewicht. Behandeling met cholinesterase remmers, zoals
galantamine, werd geassocieerd met gewichtsverlies bij deze patiënten. Daarom dient het lichaamsgewicht te
worden opgevolgd tijdens de behandeling.
Evenals andere cholinomimetica moet galantamine bij onderstaande aandoeningen met omzichtigheid worden
toegediend:
Cardiovasculaire aandoeningen: vanwege de farmacologische activiteit kunnen cholinomimetica vagotonische
effecten hebben op de hartfrequentie (bijvoorbeeld bradycardie). Het potentieel voor deze activiteit kan bijzonder
belangrijk zijn bij patiënten met een ‘sick-sinus syndrome’ of met andere supraventriculaire geleidingsstoornissen
of wanneer zij tevens middelen gebruiken die de hartfrequentie significant onderdrukken, zoals digoxine en β-
blokkers of bij patiënten met een niet-gecorrigeerde elektrolytenstoornis (bijv. hyperkaliëmie, hypokaliëmie).
Voorzichtigheid is dan ook geboden bij toediening van galantamine aan patiënten met cardiovasculaire
aandoeningen, bijv. meteen na een hartinfarct, bij nieuw-begonnen atriale fibrillatie, bij hartblok van de tweede
graad of hoger, bij onstabiele angina pectoris of congestief hartfalen, vooral van NYHA (New York Heart
Association)-groep III-IV.
In een gepoolde analyse van placebo-gecontroleerde studies bij patiënten met dementie van het Alzheimer-type
behandeld met galantamine, werd een verhoogde incidentie van bepaalde cardiovasculaire bijwerkingen
waargenomen (zie rubriek 4.8 Bijwerkingen).
Gastro-intestinale aandoeningen: patiënten met een verhoogd risico voor het ontstaan van een peptisch ulcus,
bijvoorbeeld met een voorgeschiedenis van ulcusziekte of met aanleg voor deze aandoening, moeten worden
gevolgd voor symptomen. Voor patiënten met een gastro-intestinale obstructie of die herstellen van een gastro-
intestinale operatie wordt het gebruik van galantamine niet aanbevolen.
Neurologische aandoeningen: van cholinomimetica wordt aangenomen dat ze mogelijk gegeneraliseerde
convulsies kunnen veroorzaken. Convulsies kunnen evenwel ook een uiting zijn van de ziekte van Alzheimer. In
klinische studies werd geen toename vastgesteld van de incidentie van convulsies bij gebruik van galantamine in
vergelijking met placebo. In zeldzame gevallen kan een verhoging van de cholinerge tonus Parkinsonachtige
symptomen verergeren.
In een gepoolde analyse van placebo-gecontroleerde studies bij patiënten met dementie van het Alzheimer-type
behandeld met galantamine, werden soms cerebrovasculaire bijwerkingen waargenomen (zie rubriek 4.8
Bijwerkingen). Hier moet rekening mee gehouden worden bij toediening van galantamine aan patiënten met een
cerebrovasculaire aandoening.
Longaandoeningen: bij patiënten met een voorgeschiedenis van ernstig astma of obstructieve
longaandoeningen of actieve longinfecties (bijv. pneumonie) moeten cholinomimetica met omzichtigheid worden
voorgeschreven.
Urogenitaal: het gebruik van galantamine wordt niet aanbevolen bij patiënten met een obstructie van de
urinewegen of die herstellen van een blaasoperatie.
Anesthesie: zoals met andere cholinomimetica is het mogelijk dat galantamine de door succinylcholine
geïnduceerde spierrelaxatie bij anesthesie versterkt.

De kleurstof oranjegeel S aluminium lak (E 110), die aanwezig is in de 12 mg tablet, kan allergische reacties
veroorzaken.

Patiënten met zeldzame, erfelijke aandoeningen zoals galactose-intolerantie, tekort aan Lapp lactase of glucose-
galactose malabsorptie, mogen dit geneesmiddel niet nemen.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Farmacodynamische interacties
Vanwege het werkingsmechanisme mag galantamine niet samen met andere cholinomimetica worden
toegediend. Galantamine antagoneert het effect van anticholinerge medicaties. Zoals te verwachten bij het gebruik
van cholinomimetica is een farmacodynamische interactie mogelijk met middelen die de hartfrequentie significant
onderdrukken (bijvoorbeeld digoxine en β-blokkers).
Vanwege de cholinomimetische eigenschappen kan galantamine de door succinylcholine geïnduceerde
spierrelaxatie bij anesthesie versterken.
Farmacokinetische interacties
Verschillende metabole mechanismen en de renale excretie zijn betrokken bij de eliminatie van galantamine.
Een gelijktijdige opname van voedsel vertraagt de absorptiesnelheid van galantamine, maar heeft geen invloed op
de mate van absorptie. Het verdient aanbeveling galantamine gelijktijdig met voedsel in te nemen om cholinerge
bijwerkingen te minimaliseren.
Andere geneesmiddelen met een invloed op het metabolisme van galantamine
Formele interactiestudies toonden een verhoging van de biobeschikbaarheid van galantamine aan van ongeveer
40% wanneer het tesamen werd toegediend met paroxetine (een krachtige CYP2D6remmer) en van 30 % en 12
% wanneer het tesamen genomen werd met ketoconazole en erythromycine (beide CYP3A4remmers).
Hierdoor kunnen patiënten, die een behandeling starten met potente remmers van CYP2D6 (zoals kinidine,
paroxetine, fluoxetine of fluvoxamine) of van CYP3A4 (zoals ketoconazole, ritonavir), méér neveneffecten van
cholinerge aard ervaren, voornamelijk nausea en braken. In dit geval en gebaseerd op de tolerabiliteit, kan een
vermindering van de onderhoudsdosis van galantamine worden overwogen (zie rubriek 4.2)
Effect van galantamine op het metabolisme van andere geneesmiddelen
Therapeutische dosissen galantamine (2x 12 mg/dag) hadden geen invloed op de kinetische parameters van
digoxine en warfarine. (zie ook pharmacodynamische interacties)
4.6 Zwangerschap
borstvoeding
Zwangerschap
Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar over blootstelling aan galantamine tijdens de zwangerschap.
Dierexperimentele studies wijzen op een lichte vertraging in de ontwikkeling van de foetus en de neonatus (zie
rubriek 5.3) Omzichtigheid is dan ook noodzakelijk bij het voorschrijven aan zwangere vrouwen.
Borstvoeding
Het is niet bekend of galantamine met de moedermelk bij de mens wordt uitgescheiden en er zijn geen studies
verricht bij vrouwen die borstvoeding geven. Vrouwen behandeld met galantamine mogen dan ook geen
borstvoeding geven.

4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen

Galantamine kan duizeligheid en slaperigheid veroorzaken, wat de rijvaardigheid en het vermogen om machines
te bedienen kan beïnvloeden, vooral in de eerste weken na het begin van de behandeling.
4.8 Bijwerkingen
De meest frequente bijwerkingen die werden vastgesteld in klinische studies (incidentie ≥5% en tweemaal zo hoog
als bij placebo) waren nausea, braken, diarree, abdominale pijn, dyspepsie, anorexie, vermoeidheid, duizeligheid,
hoofdpijn, slaperigheid en gewichtsverlies. Nausea, braken en anorexie werden vaker bij vrouwen vastgesteld.
Andere frequente bijwerkingen die werden vastgesteld in klinische studies (incidentie ≥5% en evenveel of meer
dan bij placebo) waren verwardheid, depressie, vallen, letsel, insomnia, rhinitis en infecties van de urinewegen.
De meeste van deze bijwerkingen deden zich voor in de titratieperiode. Nausea en braken, de meest frequente
bijwerkingen, duurden in de meeste gevallen minder dan een week en de meeste patiënten vertoonden slechts
één episode. Het voorschrijven van anti-emetica en voldoende drinken kunnen in deze omstandigheden nuttig
zijn.
Bijwerkingen die tijdens klinische studies en na lancering naar voren kwamen:
Klasse van
Zeer zelden
orgaansystemen
(leidend tot nierinsufficiëntie en nierfalen) Hypokaliëmie Myocardischemie (ernstig) Hartkloppingen aandoeningen “Transient ischaemic attack” proceduriële complicaties
Frequentie is gedefinieerd als: zeer vaak (> 1/10), vaak (> 1/100, < 1/10), soms (> 1/1000, < 1/100), zelden (>
1/10000, < 1/1000) en zeer zelden (< 1/10000).

Sommige van deze bijwerkingen kunnen te wijten zijn aan de cholinomimetische eigenschappen van galantamine.
In sommige gevallen kunnen het tekenen of verergeringen zijn van onderliggende ziekteprocessen die vaak bij de
oudere populatie voorkomen.

4.9 Overdosering

Symptomen
Symptomen van een significante overdosering met galantamine zullen naar verwachting vergelijkbaar zijn met die
van een overdosering met andere cholinomimetica. Deze effecten doen zich doorgaans voor in het centraal
zenuwstelsel, het parasympathisch zenuwstelsel en de neuromusculaire synaps. Bovendien kunnen spierzwakte
of fasciculaties en sommige of alle symptomen van een cholinerge crisis ontstaan: ernstige nausea, braken,
gastro-intestinale krampen, salivatie, lacrimatie, urineren, defecatie, zweten, bradycardie, hypotensie, collaps en
convulsies. Toenemende spierzwakte samen met tracheale hypersecretie en bronchospasmen kunnen tot een
aantasting van de vitale luchtwegen leiden.
In een rapport na de lancering werden na de ongewilde inname van 8 tabletten à 4 mg (32 mg in totaal) op één
dag, de volgende verschijnselen gemeld: bradycardie, QT-verlenging, ventriculaire tachycardie en torsade de
pointes, met als bijkomend verschijnsel een korte periode van bewustzijnsverlies.
Behandeling
Zoals bij elke overdosering moeten algemene ondersteunende maatregelen worden ingesteld. In ernstige gevallen
kunnen anticholinergica zoals atropine als algemeen antidotum voor cholinomimetica worden toegediend. Een
initiële dosis van 0,5 tot 1,0 mg i.v. wordt aanbevolen, met de daaropvolgende dosissen op basis van de klinische
respons.
Omdat de strategieën voor de behandeling van een overdosering voortdurend evolueren, verdient het aanbeveling
contact op te nemen met een antigifcentrum om de laatste aanbevelingen inzake het beleid bij overdosering te
bepalen.
5. FARMACOLOGISCHE
EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische
eigenschappen
Farmacotherapeutische groep: middelen tegen dementie; ATC-code: N06DA04.
Galantamine, een tertiair alkaloïde, is een selectieve, competitieve en reversibele remmer van
acetylcholinesterase. Bovendien versterkt galantamine de intrinsieke activiteit van acetylcholine op de
nicotinereceptoren, waarschijnlijk door binding op een allosterisch punt van de receptor. Als gevolg hiervan kan bij
patiënten met dementie van het Alzheimer-type een verhoogde activiteit in het cholinerge systeem, geassocieerd
met een verbeterde cognitieve functie worden waargenomen.
Klinische studies
In placebo-gecontroleerde klinische studies met een duur van 5 tot 6 maanden, waren galantaminedosissen van
16, 24 en 32 mg/dag doeltreffend.
Men oordeelde dat de doses met 16 en 24 mg/dag de beste baten/risico ratio vertoonden en deze worden
behouden als aanbevolen onderhoudsdoses.
De doeltreffendheid van galantamine werd aangetoond aan de hand van resultaatsparameters die de drie
belangrijkste symptoomgroepen van de aandoening evalueren en door middel van een globale schaal : de ADAS-
Cog (een op prestaties gebaseerde meting van de cognitie), DAD en ADCS-ADL-Inventory (metingen van zowel
basis- als instrumenteledagdagelijkse bezigheden), de Neuropsychiatric Inventory (een schaal die
gedragsstoornissen meet) en de CIBIC-plus (een globale beoordeling door een onafhankelijk arts op basis van
een klinisch interview met de patiënt en de verzorger).
Samengestelde responder analyse gebaseerd op:
ten minste 4 punten verbetering in ADAS-Cog/11 vergeleken met het begin van de studie
CIBIC-plus ongewijzigd + verbeterd (1-4), en
DAD/ADL score ongewijzigd + verbeterd.
Ten minste 4 punten verbetering ten opzichte van het begin van de studie in ADAS-Cog/11 en † CMH test m.b.t. verschil t.o.v. placebo. * LOCF : Last Observation Carried Forward
De resultaten van een 26-weken durende, dubbel-blind placebo-gecontroleerde studie, waarin patiënten met
vasculaire dementie en patiënten met de ziekte van Alzheimer en gelijktijdig een cerebrovasculaire aandoening
(‘gemengde dementie’) geïncludeerd werden, tonen aan dat het symptomatisch effect van galantamine behouden
blijft bij patiënten met de ziekte van Alzheimer en gelijktijdig een cerebrovasculaire aandoening (zie rubriek 4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik, Neurologische aandoeningen). In een post-hoc subgroep
analyse werd geen statistisch significant effect waargenomen in de subgroep van patiënten met enkel vasculaire
dementie. In een tweede, 26-weken durende placebo-gecontroleerde studie, bij patiënten met vermoedelijke
vasculaire dementie, werd geen klinisch voordeel van de behandeling met galantamine aangetoond.
5.2 Farmacokinetische
eigenschappen
Galantamine is een alkalische substantie met één ionisatieconstante (pKa =8,2). Het is licht lipofiel en heeft een n-
octanol/bufferoplossing (pH 12) partitiecoëfficiënt (Log P) van 1,09. De oplosbaarheid in water (pH 6) is 31 mg/ml.
Galantamine heeft drie chirale centra; de S-R-S-vorm is de natuurlijk voorkomende vorm. Galantamine wordt
gedeeltelijk gemetaboliseerd door diverse cytochromen, hoofdzakelijk CYP2D6 en CYP3A4. Sommige van de
metabolieten die bij de afbraak van galantamine worden gevormd, blijken in vitro actief te zijn maar zijn in vivo van
geen belang.

Algemene eigenschappen van galantamine
Absorptie

De absorptie verloopt snel, met een tmax van ongeveer 1 uur, zowel bij tabletten als bij de orale oplossing. De
absolute biologische beschikbaarheid van galantamine is hoog, namelijk 88,5±5,4%. De aanwezigheid van voedsel vertraagt de snelheid van absorptie en vermindert Cmax met ongeveer 25%, zonder invloed op de mate van absorptie (AUC).
Distributie
Het gemiddelde distributievolume bedraagt 175 l. De plasma-eiwitbinding is laag namelijk 18%.
Metabolisme
Een dosis galantamine wordt tot 75% geëlimineerd door middel van metabolisatie.
In vitro studies geven aan dat CYP2D6 betrokken is bij de vorming van O-desmethylgalantamine en CYP3A4 bij
de vorming van N-oxide-galantamine. Het niveau van excretie van totale radioactiviteit in urine en feces was niet
verschillend tussen langzame of snelle metaboliseerders.
In het plasma van langzame of snelle metaboliseerders zijn onveranderd galantamine en zijn glucuronide
verantwoordelijk voor het grootste gedeelte van de radioactiviteit in het monster. Na één enkele toediening kon in
het plasma van langzame of snelle metaboliseerders geen van de actieve metabolieten van galantamine
(norgalantamine, O-desmethylgalantamine en O-desmethylnorgalantamine) in hun ongeconjugeerde vorm worden
aangetroffen. Norgalantamine kon na herhaalde toediening in het plasma van patiënten worden aangetoond, maar
vertegenwoordigde niet meer dan 10% van de galantamineconcentraties. Uit in-vitrostudies is gebleken dat de
inhiberende eigenschappen van galantamine ten aanzien van de belangrijkste vormen van humaan cytochroom
P-450 zeer laag zijn.
Eliminatie
De plasmaconcentratie van galantamine daalt bi-exponentieel, met een terminale halveringstijd van de orde van 7-
8 uur bij gezonde proefpersonen. De typische orale klaring in de doelpopulatie bedraagt ongeveer 200 ml/min met
een interindividuele variabiliteit van 30% zoals blijkt uit de populatieanalyse. Zeven dagen na één enkele orale
toediening van 4 mg 3H-galantamine werd 90-97% van de radioactiviteit in de urine teruggevonden en 2,2-6,3% in
de feces. Na een intraveneus infuus of orale toediening werd 18-22% van de dosis als onveranderd galantamine
binnen 24 uur met de urine uitgescheiden, met een renale klaring van 68,4±22,0 ml/min, wat 20-25% van de totale
plasmaklaring vertegenwoordigt.
Dosislineariteit
Na herhaalde orale toediening van 2x 12 en 2x 16 mg per dag schommelden de gemiddelde dal- en piekwaarden
van de plasmaconcentraties tussen respectievelijk 29-97 ng/ml en 42-137 ng/ml. De farmacokinetische
eigenschappen van galantamine zijn lineair in het dosisgebied van 2x 4-16 mg per dag. Bij patiënten behandeld
met 2x 12 of 16 mg per dag tussen de tweede en de zesde maand, werd geen accumulatie van galantamine
waargenomen.
Kenmerken bij patiënten
Gegevens uit klinische studies bij patiënten wijzen erop dat de plasmaconcentraties van galantamine bij patiënten
met de ziekte van Alzheimer 30-40% hoger zijn dan bij gezonde jonge proefpersonen. Op basis van de
farmacokinetische analyse van de populatie is de klaring bij vrouwelijke proefpersonen 20% lager dan bij
mannelijke proefpersonen. Ten aanzien van de galantamineklaring werd geen belangrijke invloed van leeftijd of
etniciteit aangetroffen. De galantamineklaring is bij trage metaboliseerders van het cytochroom P2D6 ongeveer
25% lager dan bij snelle metaboliseerders, maar in de populatie werd geen bimodaliteit waargenomen. De
metabole status van de patiënt wordt in de globale populatie dan ook niet als klinisch belangrijk beschouwd.
De farmacokinetische eigenschappen van galantamine bij proefpersonen met een lichte vermindering van de
leverfunctie (Child-Pughscore van 5-6) waren vergelijkbaar met die bij gezonde proefpersonen. Bij patiënten met
een matige vermindering van de leverfunctie (Child-Pughscore van 7-9), waren AUC en de halveringstijd van
galantamine met ongeveer 30% toegenomen (zie rubriek 4.2).
De eliminatie van galantamine verminderde bij een dalende creatinineklaring zoals geobserveerd in een studie
met personen met verminderde nierfunctie. Vergeleken met Alzheimer-patiënten zijn de dal- en piekwaarden van
de plasmaconcentraties niet verhoogd bij patiënten met een creatinineklaring van ≥ 9 ml/min. Daarom wordt er
geen stijging van het aantal ongewenste effecten verwacht en is er geen dosisaanpassing nodig (zie rubriek 4.2).
Verband tussen farmacokinetische en farmacodynamische eigenschappen
In uitgebreide Fase III-studies met dosissen van 2x 12 en 2x 16 mg per dag werd geen duidelijke correlatie tussen
de gemiddelde plasmaconcentraties en de doeltreffendheidsparameters waargenomen (i.e. verandering in ADAS-
Cog11 en CIBIC-plus na 6 maanden). Uit deze resultaten blijkt dat met de onderzochte dosering maximale
effecten kunnen worden verkregen.
De plasmaconcentraties bij patiënten die syncope vertoonden, lagen op hetzelfde niveau als bij andere patiënten
met dezelfde dosis.
Het optreden van nausea blijkt te correleren met hogere piekwaarden in de plasmaconcentraties (zie rubriek 4.5).
5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Preklinische gegevens onthullen geen andere specifieke risico’s voor mensen, dan die welke worden verwacht op
basis van de farmacodynamische eigenschappen van galantamine. Deze veronderstelling is gebaseerd op
conventionele studies van veiligheidsfarmacologie, herhaalde doseringstoxiciteit, genotoxiciteit en carcinogeen
vermogen.
Reproductie toxiciteitsstudies toonden een lichte vertraging in de ontwikkeling bij ratten en konijnen, bij dosissen
die onder de toxiciteitsgrens liggen voor zwangere vrouwen.
6. FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst

hulpstoffen
Kern van het tablet:
Colloïdaal anhydrisch silicium, crospovidon, lactosemonohydraat, magnesiumstearaat en microkristallijne
cellulose.
Omhulling:
Hypromellose, propyleenglycol, talk en titaandioxide (E 171).
De tabletten van 4 mg bevatten ook geel ijzeroxide (E 172).
De tabletten van 8 mg bevatten rood ijzeroxide (E 172).
De tabletten van 12 mg bevatten rood ijzeroxide en oranjegeel S aluminium lak (E 110).
6.2. Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3 Houdbaarheid
2 jaar.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij opslag
Geen speciale voorzorgen.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
De tabletten zitten in een PVC-PE-PVDC/Alu blisterverpakking met 14 tabletten.
Beschikbare verpakkingen: 56 tabletten van 4 mg; 56 of 112 tabletten van 8 mg; 56 of 112 tabletten van 12 mg.
6.6 Instructies voor gebruik en verwerking
Geen speciale vereisten nodig.
7. REGISTRATIEHOUDER
Janssen-Cilag N.V.
Roderveldlaan 1
B-2600 Berchem
België
8. REGISTRATIENUMMER(S)
REMINYL 4mg omhulde tabletten: 1028 IS 94 F3
REMINYL 8mg omhulde tabletten: 1028 IS 95 F3
REMINYL 12 mg omhulde tabletten: 1028 IS 96 F3

9. AFLEVERINGSWIJZE
Op medisch voorschrift

10. DATUM VAN EERSTE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING
September 2000

11. DATUM VAN DE LAATSTE HERZIENING VAN DE TEKST/GOEDKEURING VAN DE SKP
A. Datum van de laatste herziening van de SKP: Augustus 2003 Augustus 2005
B. Datum van de laatste goedkeuring van de SKP

Source: http://support.janssen-cilag.com/emarketingBE/IMAGES/Emailing/CNS/Reminyl/SKP_Reminyltabs_N(+aand).pdf

A_explosives.doc

EXPLOSIVES Brief Introduction to Explosives An explosive can be solid, liquid or a mixture of substances. When a suitable stimulus, (e.g. electric, flame, spark, percussion) is applied to the explosive substance it is capable of developing a sudden high pressure by the rapid formation or liberation of stable gases at high temperatures. A short history An English monk and scientist, Roger B

Microsoft word - medical asthma and the competitive swimmer march 2007.doc

Asthma and the competitive swimmer Introduction One in seven children and one in 25 adults in Great Britain have asthma and the number is growing. Thus every swim squad or club will have a number of asthmatics and it is important for coaches and club officials to have at least a basic knowledge of the condition. Asthma is a disorder of the small airways of the lungs which become se

Copyright © 2010 Medicament Inoculation Pdf