Microsoft word - agnus dei.doc

Bart Morgenster hield van de nacht, van haar stilte en rust. Gezegend met het vermogen om slechts aan vier uur slaap per nacht voldoende te hebben, was hij in staat de nachten te gebruiken om zijn hoofd weer leeg en helder te maken. Om weer bij te komen van de dagelijkse beslommeringen en zorgen. Het was daarom dat hij zo geïrriteerd was dat die nacht opeens, rond de klok van enen, de maagdelijke stilte wreed werd verstoord door een hoog gegil. Alsof er een varken wordt geslacht, dacht hij. Een patiënt, wist hij meteen. Waarom hadden psychiatrische patiënten toch altijd van die sterke stembanden?, vroeg hij zich wrang af. Secondenlang luisterde hij roerloos toe. Toen het gegil tenslotte in volume afnam, had Bart heel even de hoop dat het deze nacht toch nog zou meevallen. Maar toen zwol het geschreeuw weer aan tot nieuwe hoogten. Nu begeleid door ander geluid, gestommel, geschuif, gebonk, hetgeen aangaf dat de andere patiënten inmiddels ook wakker waren geworden. "Shit", gromde hij, in de wetenschap dat hij poolshoogte moest gaan nemen. Hij beende zijn werkkamer uit. Murphy in de bocht, bedacht hij wrang: ging hij eens een keer 's nachts werk inhalen op het instituut, en dan moest hij zich meteen bezighouden met een doorgedraaide patiënt. Tot zijn opluchting kwam hij in de gang Haagstra tegen, een naar zijn mening bijzonder competente verzorger. "Goedemorgen, dokter", groette deze hem. Met een vuist wreef hij onbeholpen de slaap uit zijn ogen, als een kind. "Goedenacht, kun je beter zeggen, Cébo", glimlachte Bart, hem bij zijn bijnaam noemend. Samen liepen ze haastig op richting Sectie 2 van het instituut, waar het nog steeds aanhoudende gegil vandaan kwam. "Enig idee wie het is?", vroeg Bart die moeite moest doen Cébo, een grote sterke man, bij te houden. Cébo knorde nijdig: "Wally weer, zonder twijfel. Als die eenmaal bezig is…" Bart wist meteen over wie hij het had. Walter "Wally" Palm. Een patiënt van hemzelf. Al vanaf zijn geboorte ernstig gehandicapt, geestelijk en fysiek. Leeft feitelijk al op geleende tijd omdat hij met zijn 26 jaar al één jaar ouder is geworden dan iedereen uiterlijk had verwacht. Niet in staat te communiceren. Zich nauwelijks bewust van de omgeving. Heel vaak volstrekt catatonisch. Geen enkel vooruitzicht op vooruitgang. Staat erom bekend op gezette tijden geheel door te draaien. Ja, hij kende zijn dossiers goed. Bij de deur van de kamer waar Wally in solitaire afzondering het grootste deel van de dag sleet, stond Derk al te wachten, één van de nachtwakers. Hij leek een beetje bang, wat uitzonderlijk voor hem was. Het gegil was inmiddels overgegaan in luide kreten die begeleid gingen met luide bonken, alsof Wally de muren met zijn hoofd te lijf ging. "Deze is het helemaal kwijt, dokter", zei Derk tegen hem, wijzend richting de deur, alsof hij het over een beest of een stuk vee had, in plaats van een menselijk wezen. Bart had er altijd moeite mee gehad dat zijn patiënten werden gezien als gevallen, dingen. Hij probeerde iedereen, zichzelf incluus, altijd voor te houden dat ze met schepselen Gods te maken hadden, net als henzelf. Anders en afwijkend, natuurlijk, maar in het oordeel van de Here even veel waard. Aan de andere kant kon hij Derk bijna niet anders dan gelijk geven. Als iemand leek op een plant, een vegeterende dode, was het Wally wel. "Open de deur, Cébo", zei Bart zacht, nog net hoorbaar boven het lawaai. Maar deze had zijn sleutelbos al gepakt en draaide voorzichtig het slot open. Cébo opende de deur op een kier en haalde diep adem, alsof hij het monster niet wilde wakker maken en zich opmaakte voor het ergste. Dat was niet eens zo'n verkeerde ingeving van hem. Juist toen Bart naar voren wilde stappen om een blik te werpen in de kleine gevangeniscel-achtige ruimte werd de deur met een stevige klap opengeworpen. Hij werd hard tegen het hoofd geraakt en viel achterover. Even zag hij alleen maar sterretjes en zwarte vlekken voor zijn ogen. Toen hij zijn blik eindelijk weer kon scherp stellen zag hij, ruggelings tegen de muur gelegen dat zich in de gang een stevige worsteling ontvouwde. Derk en Cébo streden tegen een wild… iets dat Bart eerst niet eens kon plaatsen. Pas na enkele momenten herkende hij Wally. Hij was geheel naakt en leek met zijn Quasimodo-achtige lijf -een gedrongen gestalte en dikke rug- wel op een losgeslagen stier. Dat hij geheel bedekt was onder het bloed, zijn eigen bloed, versterkte dit idee. Het geheel deed hem denken aan een stierengevecht dat hij jaren geleden in Pamplona had gezien. Alsof Derk en Cébo de toreadors waren die op het punt stonden de stier te doden. Bart stond moeizaam op en wankelde richting de vechtende kluwen. In de tijd dat hij hen had bereikt was Cébo erin geslaagd Wally onder zich te krijgen en zijn armen in een houdgreep te nemen. Met zijn lichaamsgewicht hield hij hem tegen de vloer. Derk, die een paar lelijke schrammen in zijn gezicht had, had zich op de wild spartelende benen geworpen. Bart merkte nu pas de stank op, een mengeling van zweet, bloed, urine en uitwerpselen. Cébo vloekte hijgend en drukte Wally's hoofd tegen het laminaat, "Allejezus! Wat een furie!" Bart knikte hem waarderend toe en bestudeerde Wally's gezicht. Diens ogen tolden waanzinnig in het rond en er zat schuim op zijn lippen. In diens blik las Bart van alles: angst, hysterie, pijn, shock, smart, vertwijfeling. Ja, wat eigenlijk niet? Wally stiet nog steeds bange kreten uit. Het leek wel alsof hij iets probeerde te zeggen. Iets dat hij eindeloos herhaalde. Ach, dacht Bart, laten we geen tijd verspillen aan uitgebreide analyses die toch tot niets leiden. Wezenloos gebrabbel, dat is het, niets meer. "Doe hem de dwangbuis aan, jongens", beval hij. Dat zou Wally wel rustig kon krijgen; dat en een flinke dosis thorazine. Terwijl Cébo en Derk hun slachtoffer overeind hezen, bleef deze maar mompelen: "M-ni b-d-bo as-ki be-do-a bed-li." "M-ni b-d-bo as-ki be-do-a bed-li." "Manoni bedo bo assaki bejdoka bedoli." "Als ik jou niet dood, zul je mij en mijn gezin doden." Dat is wat Charles Berombo had gezegd, die vervloekte morgen, "Als ik jou niet dood, zul je mij en mijn gezin doden." En hij had geweten dat het waar was. De angst, die als een kille sluier over het land met de duizend heuvels had gehangen, had hem alleen nog maar in die overtuiging gesterkt. En daarom had hij op een ochtend, nog geen week nadat president Habyiramana was gedood door de rebellen, zijn machete uit zijn schuur gepakt. Een gloednieuw hakmes, één van de vele die door de Hutu-regering de laatste maanden waren geïmporteerd. Wat waren de Rwandezen toch een nijver volkje, moet de internationale gemeenschap hebben gedacht. Hoe schrijnend onwetend… Met het hakmes in de handen was hij het paadje afgelopen richting het huis van zijn buurman. Hij wist niet meer zeker wat hij toen had gevoeld. Woede, angst, opwinding, afkeer? Waarschijnlijk een beetje van alles wat. Hij wist in ieder geval dat hij heel zeker was geweest van zijn zaak. Paul Kalisa was een Tutsi, en moest gedood worden, voordat die zelf op een ochtend met een machete uit zijn huis zou komen om zijn vrouw en kinderen te vermoorden. Voordat alles wat hij had in deze barre wereld zou worden vernietigd. Paul Kalisa. Charles dacht eraan hoe vaak ze samen hadden gewerkt bij het bewerken van hun grond. Hoe vaak hij 's avonds samen met Paul maïsbier had gedronken op zijn kleine veranda, samen met Anastase, diens altijd vrolijke vrouw. Hoe hij had geholpen bij de bevalling van Anastase's eerste kind… Maar die herinneringen had hij weggedrukt toen hij die ochtend met de machete in de hand Paul's sobere huisje binnen stapte. Anastase ontbeet juist, gezeten aan het wankele eettafeltje en met haar kind op schoot. Hij zag de herkenning in haar ogen. Maar nog voordat er een glimlach op haar gezicht kon doorbreken, had ze het hakmes al opgemerkt en de blik in zijn ogen, die moesten weerspiegelen in welke moorddadige en vastbesloten stemming hij verkeerde. Toen verstarde ze en kwam er doodsangst in haar grote witte ogen. "Ik moet dit doen", zei Charles met schorre stem en met die woorden stapte hij naar voren en hief de machete. "Nee", riep Anastase nog, "niet…" Maar het was al te laat, veel te laat. Zonder iets te voelen hakte hij op haar in, alsof hij maïs stond te oogsten. Hij was altijd al een vaardige boer geweest. Eén welgemikte beweging was voldoende om haar hoofd goeddeels van haar hoofd te scheiden. Het verbaasde hem hoeveel bloed er uit de wond spoot en moest een stap opzij doen om niet besmeurd te worden. Bijna werktuiglijk hief hij opnieuw de machete. Deze slag was voor het kind; kleine François, die zo vaak met zijn zoontje speelde bij het stroompje. Het kind, dat onder zijn moeders bloed zat, deed niet eens een poging zich te verweren. Het was bijna alsof hij slechts lucht raakte, zo makkelijk ging zijn hakmes door zijn kleine rompje. Dat was het moment waarop zijn buurman binnenkwam vanuit de slaapkamer. Gekleed in slechts een vale korte broek bekeek hij het tafereel met grote ogen. "Nee", prevelde hij bijna onhoorbaar, "nee". Uiteindelijk wist hij zijn blik weg te halen van zijn afgeslachte gezin en keek hij Charles aan. In zijn ogen las hij shock, angst, maar ook weerzin. Alsof Paul intens teleurgesteld in hem was. Dat was het moment waarop Charles de gewraakte woorden had gezegd: "Manoni bedo bo assaki bejdoka bedoli. Als ik jou niet dood, zul je mij en mijn gezin doden." Het was inmiddels twee dagen later. Twee dagen waarin Charles niet gegeten had, of geslapen en waarin hij niet was geweken van zijn schommelstoel op zijn veranda. Twee dagen waarin zijn handen onbedaarlijk waren begonnen te trillen en niet meer wilden ophouden. En twee dagen waarin hij geen woord had gewisseld met zijn vrouw, die geschokt was door het gebeuren en niet meer met hem wilde praten. Hoe had hij het kunnen doen, was de vraag die door zijn hoofd bleef schieten. Hoe had het zover kunnen komen? Het was een ontlading geweest, natuurlijk, van alle angst en frustratie die zich in jaren had opgebouwd. Maar dat was nog niet eens een begin van een verklaring. Met intense schaamte en berouw dacht Charles terug aan de manier waarop hij zijn buurman had omgebracht. Hij had genoten van de macht die hij had gevoeld toen Paul smekend als een vrouw op zijn knieën was gevallen. Hij had gesmuld van zijn pijn toen hij eerst zijn linker- en toen zijn rechterarm af had gehakt. Hij had Paul uitgescholden en bespuugd toen deze hem smeekte het karwei af te maken. Moedwillig had hem laten lijden voor hij uiteindelijk de genadeklap had gegeven… Maar dat was pas geweest nadat hij diens beide benen had afgehakt en diens afgesneden geslachtsdeel in … in … God, wat afschuwelijk! In ontkenning drukte hij de herinnering weg. Hij boog voorover in zijn stoel en legde zijn hoofd in zijn armen. Zijn hoofd voelde aan alsof die van lood was, alsof zijn schuld substantie had gekregen. Hoe kon hij ooit met zichzelf in het reine komen? Vertwijfeld begon hij te bidden. "God, barmhartige God, ik smeek u om vergeving. Vergeving voor alle vreselijke zonden die ik heb begaan." Vanaf dat moment bad Charles uren achtereen met een voor hemzelf ongekende intensiteit. Hij vergat alles om hem heen. Zijn vrouw, die huilend met haar kind op haar arm hem stond aan te kijken, zag hij niet. Dat de nacht inviel ging aan hem voorbij. Hij richtte zich tot God en tot Hem alleen. En uiteindelijk voelde hij een aanwezigheid als een helder wit licht… En hij voelde een grote opluchting over zich komen. Hij werd bevrijd van zijn ondraaglijke last! Enkele duizenden kilometers verderop lag Walter Palm, hopeloos in zijn dwangbuis gekneld, op zijn bed. Er stond een dikke laag zweet op zijn hoofd en zijn ogen waren wijd open gesperd. Maar hij zag niets van de wereld om zich heen. Hij had zich nooit veel bemoeid met zijn directe omgeving. Hij was zich er nauwelijks bewust van dat hij zich in een psychiatrische inrichting bevond. Het was niet relevant voor hem. Vanaf het eerste bewuste moment in zijn leven was het alsof hij zich in een andere werkelijkheid bevond, een wereld die alleen bestond in zijn hoofd. Een werkelijkheid waarin hij deelgenoot was van de miljoenen, nee miljarden zielen in de wereld. Dag in dag uit werd hij overspoeld met hun gevoelens, hun vreugde en geluk, maar vooral hun eenzaamheid, woede, vertwijfeling en pijn. Hij bevond zich in een zee van verloren zielen, die elke dag om zijn aandacht schreeuwden. En ergens hierin had hij Charles Berombo opgemerkt. Wally had willens en wetens besloten deelgenoot te worden van zijn pijn, zijn lijden. Maar het was zwaar, zo zwaar. Machteloos wrong hij zich in bochten in zijn dwangbuis en zijn gezicht wrong zich in grimassen. Laat mij je lijden overnemen, dacht hij. Laat mij je pijn dragen, zodat je door kunt gaan met leven. Zodat je een echtgenoot kunt zijn voor je vrouw en een vader voor je kinderen. En hij zorgde dat het gebeurde. Hij nam de last van de schouders van Charles Berombo over… De beelden flitsten voor zijn geestenogen als in een veel te snel afgedraaide film. De groene heuvels, het rijk vloeiende bloed, kleine Francoïs met een opengereten lijfje… Wally schreeuwde, net zo lang tot zijn keel zo schor was dat hij niet meer schreeuwen kon. Dokter Bart Morgenster observeerde zijn patiënt vanachter het raam. Het bevreemdde hem dat de thorazine zo slecht werkte. Wally had erdoor verdoofd moeten zijn voor de komende 48 uur. Thorazine was het laatste redmiddel bij de behandeling van patiënten, het laatste redmiddel. Pas als ze echt niet meer te kalmeren waren, gebruikte hij het. Hij was zo terughoudend omdat het mensen feitelijk in een zombie veranderde, een levende dode. Iedereen, maar Wally dus niet. Die lag stuiptrekkend op zijn bed en schreeuwde hij de hele kliniek bij elkaar. Hij zuchtte. Soms dacht hij wel eens wat voor een zin het had, patiënten als Wally te behandelen. Was niet iedereen, inclusief hemzelf, beter af als ze hem gewoon een spuitje gaven? Wat voor een waarde had het leven van zo iemand als Wally? "Zuster?", vroeg hij zonder om te kijken. Margreet, de hoofdzuster van sectie 2, kwam dichterbij. "Verdubbel de dosering thorazine, Margreet." Ze knikte begrijpend. In de dagen die volgden werd Wally langzaam rustiger, tot Bart Morgenster's tevredenheid. Maar in tegenstelling tot wat hij dacht, had het niets met de medicatie te maken. In tegendeel, Wally had zelf niets gemerkt van het feit dat hij met zware medicijnen was behandeld. Hij was zo onthecht van het fysieke dat hij nauwelijks bewust pijn voelde, laat staan een medicament of drug. De werkelijke reden waarom Wally tot rust kwam lag in het feit dat hij er stukje bij beetje in slaagde de pijn en het lijden van Charles Berombo te verwerken. Het kostte hem enorm veel kracht en energie, maar het lukte. Toch het gedaan was, bleef hij tijden lang volstrek uitgepunt roerloos op zijn bed liggen. Maar, nog steeds gehuld in zijn dwangbuis en vastgegespt aan de beddespijlen, volledig verlaten en onbegrepen door de wereld, voelde hij zich verre van tevreden of opgelucht. Hij voelde zich alleen maar ontzettend verdrietig en verbitterd. Want hij wist dat het allemaal te lang had geduurd. Veel te lang. Hij was maar in zijn eentje, en er waren zo veel dolende zielen die om redding smeekten. Er was zo weinig tijd en hij had nog zoveel te doen. Zoveel, zoveel…

Source: http://www.christiandeterink.nl/cl/pdfs/Agnus%20Dei.pdf

sanjuanco.com

National Safety Council ● 1121 Spring Lake Drive ● Itasca, IL 60143 ● 800.621.7619 ● [email protected] Knowledge Center Safety Article Archive Watch Your Caffeine Intake A cup of coffee in the morning or during work hours has become engrained in today’s culture. According to the Mayo Clinic in Rochester, MN, 9 out of 10 Americans consume some type of caffeine on a regular

medjournal.smu.edu.in

SMU Medical Journal (Volume – 1, No. – 1, January 2014) Extra Esophageal Reflux Disease : An ENT Challenge Soumyajit Das1*, Suvamoy Chakraborty2 and Pronoti Sinha3 1Assistant Professor, Department of ENT and Head and Neck Surgery, SMIMS, Gangtok2Professor and Head,Department of ENT and Head And Neck SurgerySMIMS, Gangtok. 3Assistant ProfessorDepartment of Anatomy,SMIMS, Gangt

Copyright © 2010 Medicament Inoculation Pdf